Handleiding

Klik HIER voor de handleiding in PDF

VacciCheck is een betrouwbare en eenvoudig uit te voeren serologische ELISA test voor honden en katten met een goede voorspellende waarde ten aanzien van bescherming. VacciCheck meet zowel maternale antilichamen als antilichamen die zijn aangemaakt na een vorige vaccinatie of besmetting, waardoor je weet of het dier al dan niet beschermd is. Afhankelijk van de uitslag kan er op maat worden gevaccineerd of kan er een onnodige vaccinatie worden voorkomen.

Waarom een titerbepaling?

  • voor vaccinatie ’op maat’, waardoor onnodig vaccineren wordt beperkt. Dit is vooral belangrijk bij dieren die eerder gevoelig hebben gereageerd op vaccinaties of bij zieke dieren met bijvoorbeeld een auto-immuunziekte of epilepsie.
  • voor het opstellen van een individueel vaccinatieschema voor pups. Evidence-based practice heeft aangetoond dat VacciCheck helpt bij het bepalen van het beste moment om te starten met vaccineren. Maternale immuniteit speelt hierbij een rol.
  • om te controleren of vaccinaties zijn aangeslagen.
  • als check bij honden of katten van een half jaar of één jaar om te controleren of er na de vaccinatie voldoende antilichamen zijn aangemaakt en om te bepalen of een aanvullende vaccinatie zinvol is.
  • als check bij oudere dieren om te bepalen of ze voldoende beschermd zijn.
  • om de beschermingsgraad te bepalen indien de vaccinatiestatus onbekend is of bij dieren waarvan de papieren mogelijk niet correct zijn (o.a. vervalste vaccin etiketten, leeftijden die niet kloppen). Dit kan mogelijk voorkomen bij honden en katten uit het buitenland.
  • bij fokteven en fokpoezen ruim voor de dekking

Welke ziekten en betrouwbaarheid

VacciCheck Canine

Sensitiviteit

Specificiteit

Nauwkeurigheid

Canine Adenovirus - 1 (CAV)

94 %

93 %

93 %

Canine Parvovirus (CPV)

88 %

100 %

91 %

Canine Distempervirus (CDV)

100 %

92 %

97 %

VacciCheck Feline

Sensitiviteit

Specificiteit

Nauwkeurigheid

Feline Parvo Virus (FPV)

89  %

98 %

93 %

Feline Herpesvirus - 1 (FHV)

93 %

96 %

92 %

Feline Calicivirus (FCV)

90 %

91 %

88 %

 

 

 

 

 

 

VacciCheck in de praktijk:

De voorbereiding

VacciCheck moet koel worden bewaard (2°-8°C). Haal VacciCheck bij voorkeur 2 uur voor gebruik uit de koelkast en neem alle losse componenten uit het doosje om deze op kamertemperatuur te brengen:  20° – 25°C. Het is ook mogelijk om VacciCheck op temperatuur te brengen in een broedstoof gedurende 25 minuten op 37°C. Bij dagelijks gebruik kan VacciCheck overdag buiten de koeling in de praktijk worden neergezet.

Zorg voor een goede digitale timer in verband met de verschillende stappen tijdens de uitvoer van de test. Check voor aanvang de onderzijde van het ontwikkelbakje. Alle vakjes moeten helder wit zijn. Indien er een donkere vlek te zien is in een van de vakjes, gebruik dan de betreffende rij niet en meld dit aan NML health.

Het bloed

Er is slechts 1 druppel bloed nodig indien de test direct wordt ingezet. 

Bij gebruik van vers volbloed en bloed uit een EDTA- of Lithium-Heparine-buisje wordt 10 microliter gepipetteerd. Als gebruik wordt gemaakt van serum/plasma is 5 microliter nodig. 

Volbloed kan direct worden ingezet in vakje A van het ontwikkelbakje of eventueel worden bewaard in een EDTA- of Lithium-Heparine-buisje. Hierdoor kan het op een later tijdstip worden gebruikt. Lithium-Heparine of EDTA-bloed dat via venapunctie wordt afgenomen kan worden bewaard bij een temperatuur van 2-8°C. Let er wel op dat de test binnen 24 uur na de bloedafname wordt uitgevoerd. Vries vers volbloed, heparine of EDTA-bloed nooit in! 

Serum: laat het bloedmonster minimaal 30 minuten staan voor het centrifugeren en afpipetteren. Plasma: scheid zo snel mogelijk het plasma van de packed cells ter voorkoming van hemolyse. Serum en plasma samples kunnen worden bewaard bij een temperatuur van 2-8°C. De test moet wel uiterlijk binnen 3 dagen na bloedafname worden uitgevoerd. Als de test op een later tijdstip wordt uitgevoerd, moeten de samples worden ingevroren bij een temperatuur van -20°C of lager. 

Het gebruik van serum of plasma heeft als voordeel dat het stabieler is en dat er minder kans is op verkleuring van de achtergrond van de kam. Het is belangrijk om gekoelde of bevroren samples eerst op kamertemperatuur te brengen voor er tot testen wordt overgegaan. Een ingevroren serum of plasma sample kan jarenlang worden bewaard. Let erop dat de vriezer geen automatische ontdooistand heeft! Samples mogen slechts 1 keer worden ontdooid. Indien u van plan bent om hetzelfde sample vaker te gebruiken, maak er dan van tevoren kleine porties van.

Aan de slag

Beweeg het ontwikkelbakje enkele keren voorzichtig op en neer om de reagentia te mixen en plaats het vervolgens op een papieren tissue op een werkblad. Prik vakje A open met het pincet. Neem de micropipet of het capillair en vul hiermee het vakje met het monster (bloed, serum of plasma).

Micropipet: bevestig de disposable tip op de micropipet. Druk de knop in  tot de eerste stop en dompel de tip ongeveer 1 cm in het afgenomen bloed (rechtstreeks uit de conus van de naald of uit een buisje). Laat dan de knop langzaam los. Wacht 2 seconden, haal de pipet uit de vloeistof en veeg eventuele vloeistof, die zich heeft afgezet aan de buitenkant van de tip, af aan de rand van de naald of van het buisje. Steek de tip van de micropipet in vakje A en druk de knop voorzichtig in tot de eerste stop. Druk na een seconde de knop nogmaals in tot de tweede stop. Hierdoor wordt de pipet volledig geledigd. Haal de pipet uit het vakje en verwijder de vloeistof van de buitenkant van de tip door deze tegen de rand van het vakje voorzichtig op en neer te bewegen. Doordat de micropipet slechts 5 microliter opzuigt, dient deze stap herhaald te worden, in het geval er gebruik wordt gemaakt van volbloed of van bloed dat bewaard is in een EDTA- of Lithium- Heparine-buisje!

Druk de knop van de pipet, terwijl de tip nog in vakje A zit, in tot de eerste stop. Laat deze weer omhoog komen en druk de knop daarna in tot de tweede stop. Herhaal dit een aantal keren om het monster te mixen met de reagens. Druk hierna de pipet nogmaals volledig leeg. Vul vervolgens eventueel de andere vakjes in rij A, indien er meerdere dieren worden getest.

Capillair (optioneel verkrijgbaar): Aan de  bovenzijde  van  het  capillair  is een wat bredere streep aangebracht. Vul het capillair door het in de conus van de naald te steken tot het 1e streepje onder deze brede streep. Ook volbloed, dat eerder is afgenomen en koel is bewaard in een EDTA- of Lithium-Heparine-buisje, mag tot dit streepje worden gevuld. Voor serum   of plasma is slechts 5 microliter nodig. Dit is het onderste streepje van    het capillair. Door de capillaire werking wordt de vloeistof automatisch opgezogen en is in dit stadium de zuiger niet per se nodig. Indien het bloed erg dik is, kan het gemakkelijk zijn de zuiger van te voren in het capillair te steken en het vervolgens op te zuigen. Zet vervolgens het capillair in vakje A, steek met de nodige voorzichtigheid de zuiger erin en druk het capillair volledig leeg. Haal de zuiger vervolgens een paar keer op en neer om het monster te mixen met de reagens en druk het capillair nogmaals volledig leeg. Vul vervolgens eventueel de andere vakjes in rij A indien er meerdere dieren worden getest. Denk eraan om de zuiger na iedere handeling goed schoon te vegen (eventueel met een alcoholdepper). Haal nu de kam uit   de folie. Zorg ervoor dat de tanden van de kam niet met de vingers worden aangeraakt. Knip vervolgens, afhankelijk van het aantal te testen dieren, een tand of een rijtje af. Steek het restant weer terug in de folie en sluit deze goed af.

A - Plaats de kam of losse tand met de voorzijde naar je toe in rij A en beweeg deze geleidelijk 3-4 keer van boven naar beneden op en neer. Start nu de timer (5 minuten). Beweeg na 2,5 minuut de kam 3-4 keer op en neer en doe dit nogmaals als de tijd verstreken is. Prik, vlak voor het verstrijken van de tijd, rij B open. Neem na het verstrijken van de tijd de kam uit het bakje en dep de onderzijde voorzichtig droog op de tissue.

B - Plaats de kam in rij B en beweeg deze geleidelijk 3-4 keer van boven naar beneden op en neer. Start nu de timer (2 minuten). Prik vlak voor het verstrijken van de tijd, rij C open. Beweeg, als de tijd verstreken is, de kam 3-4 keer op en neer, verwijder deze en dep de onderzijde weer voorzichtig droog op de tissue.

C - Plaats de kam in rij C en beweeg deze geleidelijk 3-4 keer van boven naar beneden op en neer. Start nu de timer (5 minuten).
Beweeg na 2,5 minuut de kam 3-4 keer op neer en doe dit nogmaals als de tijd verstreken is. Prik vlak voor het verstrijken van de tijd, rij D open.
Haal na het verstrijken van de tijd de kam uit het bakje en dep de onderzijde voorzichtig droog op de tissue.

D - Plaats de kam in rij D en beweeg deze geleidelijk 3-4 keer van boven naar beneden op en neer. Start nu de timer (2 minuten). Prik vlak voor  het verstrijken van de tijd, rij E open. Beweeg indien de tijd verstreken    is de kam 3-4 keer op en neer, verwijder deze en dep de onderzijde weer voorzichtig droog op de tissue.

E - Plaats de kam in rij E en beweeg deze geleidelijk 3-4 keer van boven naar beneden op en neer. Start nu de timer (2 minuten). Prik vlak voor  het verstrijken van de tijd, rij F open. Beweeg indien de tijd verstreken is de kam 3-4 keer op en neer, verwijder deze en dep de onderzijde weer voorzichtig droog op de tissue.

F - Plaats de kam in rij F en beweeg deze geleidelijk 3-4 keer van boven naar beneden op en neer. Start nu de timer (5 minuten). Beweeg na 2,5 minuut de kam 3-4 keer op en neer en doe dit nogmaals als de tijd verstreken is. Neem na het verstrijken van de tijd de kam uit het bakje en dep de onderzijde voorzichtig droog op de tissue.

E - Plaats de kam terug in rij E en beweeg deze geleidelijk 3-4 keer van boven naar beneden op en neer. Start nu de timer (2 minuten). Beweeg indien de tijd verstreken is de kam 3-4 keer op en neer, verwijder deze en leg de kam vervolgens met de achterzijde op de tissue. Laat deze nu drogen (± 5 minuten). De totale doorlooptijd voor 1-12 tests bedraagt 23 minuten.

Spoel na afloop de geopende vakjes goed uit onder de kraan.

Let op: voorkom dat de voorkant van de kam tegen de vakjes krast, door deze op en neer te bewegen tegen de achterkant van de vakjes.

Respecteer de genoemde volumes, temperatuur, tijden en werkwijze voor een goed resultaat!

 

Aflezen van de kam

Check de aanwezigheid van de referentiestip. Dit is de bovenste stip in het rijtje van 4 stippen. Indien deze stip niet aanwezig is, is de test niet gelukt en moet deze opnieuw worden uitgevoerd. De brede kant van de strip is de bovenkant! Dus let op dat deze niet ondersteboven wordt afgelezen! Het kan soms voorkomen dat er wel een referentiestip aanwezig is, maar dat de achtergrond van de kam  sterk verkleurd is en er verder geen stippen aanwezig zijn. Ook in dit geval dient de test opnieuw te worden uitgevoerd. Op het oog is het onmiddellijk duidelijk hoe de stippen zich verhouden tot de referentiestip (kwalitatieve bepaling).

Neem nu de Comb Scale (semi-kwantitatieve bepaling) en bepaal de kleur van de referentiestip op de kam of tand, door deze achter het gaatje te houden met de kleur die daar het meest op lijkt. Schuif daarna het gele balkje met C+3 boven het vakje met de kleur van de referentiestip. Verschuif deze daarna niet meer! Hierna kan de kleurintensiteit van de andere stippen bepaald worden.

De schaalverdeling loopt van S0 naar S6+(0, 1, 2, 3, 4, 4+, 5, 5+, 6, 6+).

S0 = negatief            S3 = positief
S1 = negatief            S4 = positief
S2 = zwak positief    S5 en hoger zijn hoog positief

Interpretatie VacciCheck

Nog-niet-gevaccineerde pups of kittens

Bij voorkeur pas vaccineren bij een uitslag van S1 of lager. Onderzoek en evidence-based practice tonen aan dat de kans dat een vaccinatie aanslaat het grootst is bij een uitslag van S1 en lager.

Gevaccineerde pups of kittens

Zie onder veelgestelde vragen: titerbepaling bij reeds gevaccineerde pups en kittens tot de leeftijd van 20 weken.

Gevaccineerde volwassen honden en katten

Bij een uitslag van S3 en hoger kan drie jaar worden gewacht alvorens opnieuw te testen. Bij een uitslag van S2 (zwak positief): na 1 à 2 jaar opnieuw testen.
Bij een uitslag van S1 of S0: bespreek met de eigenaar van het dier tegen welke ziekten er kan worden gevaccineerd.

Paspoort

De uitslagen vergezeld van de datum van de titerbepaling en de datum voor een volgende titerbepaling worden samen met het stripje, in het paspoort ingeschreven, zodat dit ook officieel geldig is voor pensions, hondenscholen en wedstrijden.