Antilichamen of antistoffen, zorgen voor bescherming tegen ziekten. Het zijn Y-vormige eiwitten die door speciale witte bloedcellen (B-lymfocyten) geproduceerd worden als reactie op lichaamsvreemde stoffen (antigenen) als virussen of bacteriën. Antilichamen kunnen zich aan deze virussen of bacteriën hechten waardoor ze onschadelijk worden gemaakt en geen gezonde cellen binnen kunnen dringen.
We willen liever niet dat een dier ziek wordt en daarom enten we dieren in tegen een aantal ernstige en besmettelijke ziekten. Een vaccinatie zorgt ervoor dat er net als bij een ziekte, antilichamen worden geproduceerd. Hierbij wordt er een zeer kleine hoeveelheid van een verzwakt of dood virus toegediend die het lichaam ertoe aanzet om zich hiertegen te verdedigen. Het dier zal niet ziek worden maar gaat wel antilichamen produceren. Het is echter geen vaststaand gegeven dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Door middel van een titerbepaling kunnen we testen of er effectief antilichamen zijn aangemaakt.
Antilichamen worden ook wel immuunglobulinen genoemd (Ig). Er zijn verschillende soorten immuunglobulinen waaronder:
IgA
- Slijmvliezen
- Eerste afweer
IgM
- Acuut, stijgt snel, snel weer weg (na + 2 weken)
- Eerste infectie / vaccinatie
IgG
-
Komt trager op gang, blijft lang
-
Na vaccinatie en maternale antilichamen (antistoffen die pups en kittens vlak na de geboorte meekrijgen van hun moeder)